Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 20 november 2014 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bevestigd. Appellante ontvangt sinds 21 mei 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en is onderworpen aan arbeidsverplichtingen. In het kader van haar re-integratie is zij op 17 juni 2013 gestart met een traject bij het Re-integratiebureau Amsterdam, maar is op 30 september 2013 uit het traject verwijderd vanwege onbehoorlijk gedrag. Het college heeft vervolgens haar bijstand met 30% verlaagd, omdat zij haar verplichtingen niet nakwam. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de maatregel onterecht was en dat haar gedragingen niet als ernstig genoeg gekwalificeerd konden worden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college terecht de gedragingen van appellante als een eerste categorie gedraging heeft aangemerkt, wat een verlaging van de bijstand rechtvaardigt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat de maatregel van 30% passend is, gezien de omstandigheden van de zaak.