Uitspraak
14 juli 2015, 14/3375 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
11 april 2016 van orthopedisch chirurg Y. Engelsma is niet relevant, nu de hierin genoemde schouderoperatie geen betrekking heeft op de periode hier in geding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante in staat werd geacht om de huishoudelijke taken, met uitzondering van enkele zware taken, zelf te verrichten, en dat haar inwonende zoon deze taken zou moeten overnemen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit na een medisch advies dat stelde dat de zoon geen lichamelijke of psychische belemmeringen had om de huishoudelijke taken uit te voeren.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank een onjuiste beoordelingsmaatstaf had aangelegd door de aanvraag van appellante als een herhaalde aanvraag te beschouwen. De Raad benadrukte dat er een nieuw beoordelingsmoment was door de gewijzigde omstandigheden. Het college had het medisch advies van de adviseur als voldoende zorgvuldig beoordeeld en de Raad bevestigde dat de zoon van appellante in staat was om de huishoudelijke taken te verrichten. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag om huishoudelijke hulp terecht had afgewezen en dat er geen reden was om de hardheidsclausule toe te passen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.