ECLI:NL:CRVB:2016:3909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onvoldoende informatie over financiële situatie en werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is afgewezen. Appellanten, een echtpaar, hebben op 28 juni 2013 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op 3 januari 2014, omdat de herkomst van contante stortingen op hun bankrekening onduidelijk was en zij geen opgave van inkomsten uit werkzaamheden in de bakkerij van hun zoon hebben gedaan. Het college heeft ook de eerder verstrekte voorschotten teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten onvoldoende informatie hebben verstrekt over hun financiële situatie en de werkzaamheden die zij in de bakkerij hebben verricht. De Raad oordeelt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2016.