ECLI:NL:CRVB:2016:3989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde bewindvoering en nalatenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving sinds 28 april 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en teruggevorderd, omdat hij niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. Dit was het gevolg van het feit dat appellant als bewindvoerder van zijn tante was benoemd en bedragen van haar bankrekening naar zijn eigen rekening had overgemaakt zonder dit te melden aan het college. Daarnaast had appellant ook nagelaten het college te informeren over de nalatenschap van zijn tante, die in november 2013 overleed.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad oordeelde dat appellant had moeten begrijpen dat de geldstromen van de bankrekening van zijn tante van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand. De Raad bevestigde dat het college op grond van artikel 54, derde lid, van de WWB gerechtigd was om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet melden van relevante financiële informatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.