ECLI:NL:CRVB:2016:4024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten en de toepassing van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond verklaarde. Appellante, die een ouderdomspensioen ontvangt, had op 13 augustus 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een tandheelkundige behandeling, die deels vergoed was door haar aanvullende zorgverzekering. Het college weigerde de aanvraag, stellende dat de Zorgverzekeringswet als een voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd en dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante voerde aan dat zij financieel niet in staat was om de resterende kosten van € 465,20 te betalen, vooral na 28 jaar mantelzorg voor haar overleden man, wat haar pensioenopbouw had beïnvloed. Ze stelde dat haar financiële situatie en de psychische en lichamelijke klachten die zij ervoer, zeer dringende redenen vormden voor het verlenen van bijzondere bijstand.
De Raad oordeelde echter dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldeden aan de criteria voor zeer dringende redenen zoals vastgelegd in de Participatiewet. De Raad benadrukte dat er geen acute noodsituatie was die het verlenen van bijstand onvermijdelijk maakte. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.