In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn psychische en lichamelijke beperkingen, die voortvloeien uit de ziekte van Lyme. Hij voerde aan dat hij niet in staat was om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen, omdat deze zijn belastbaarheid te boven gingen. Appellant had rapporten ingediend van verschillende behandelaars ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beslissing van het Uwv terecht had bevestigd. De Raad stelde vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van appellant en dat de FML een juist beeld gaf van zijn beperkingen. De Raad wees erop dat de verzekeringsarts niet verplicht was om aanvullende informatie op te vragen bij behandelende artsen, aangezien er al voldoende medische gegevens beschikbaar waren. De Raad concludeerde dat appellant in staat werd geacht om licht en routinematig werk te verrichten, en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.