Uitspraak
12 december 2013, 13/525 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
2 maart 2016, ingegaan op de medische problematiek van appellant en de vragen over zijn belastbaarheid. Het Uwv heeft geconcludeerd dat daarmee de gebreken in het bestreden besluit zijn hersteld.
2 maart 2016 nogmaals, en naar het oordeel van de Raad gedetailleerd en overtuigend, ingegaan op de beschikbare medische gegevens, waaronder die van de medisch specialisten die appellant in het verleden hebben onderzocht, te weten: de neuroloog P. Fretter (rapporten van 31 maart 2010 en 6 september 2010), de neuroloog E.V. van Zuilen (rapport van
19 april 2010), de reumatoloog dr. C.E.I. Lebrun (rapport van 6 januari 2011) alsmede informatie van de huisarts (uitdraai patiëntenkaart van 27 juni 2012) en van de bedrijfsarts van 5 oktober 2011, 14 februari 2012 en 22 juni 2012. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is vervolgens tot de conclusie gekomen dat een eigen lichamelijk onderzoek van appellant niet zinvol is te achten en dat appellant maximaal belastbaar is volgens de normaalwaarden van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem. De Raad ziet geen aanknopingspunten om deze door het Uwv overgenomen conclusies voor onjuist te houden. Hij voegt daaraan nog toe dat uit zijn rechtspraak naar voren komt dat de enkele diagnose fibromyalgie niet kan leiden tot het aannemen van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van 26 augustus 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR6100) en de daarin genoemde uitspraken. Gelet op deze rechtspraak en gezien voorts het geheel van de over appellant beschikbare medische gegevens, is de Raad niet kunnen blijken van een toereikende objectief-medische onderbouwing voor het stellen van meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 19 april 2013 zijn weergegeven.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 mei 2013;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 27 mei 2013 geheel in stand blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.480,-;
- bepaalt dat het Uwv de in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal