ECLI:NL:CRVB:2016:415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een werkgever, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit inzake de Ziektewet. Het Uwv had op 24 mei 2012 de aanvraag van de voormalig werkneemster van appellante om een uitkering op grond van de Ziektewet afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank bevestigde deze beslissing van het Uwv en verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
Appellante stelde in hoger beroep dat het Uwv het e-mailbericht van 21 juni 2012, waarin zij haar bezwaar kenbaar maakte, niet als zodanig had aangemerkt. De Raad overwoog dat het e-mailbericht niet voldeed aan de vereisten van een bezwaarschrift, omdat het geen melding maakte van het primaire besluit en niet duidelijk was dat appellante bezwaar wilde maken. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien appellante pas op 29 juli 2013 schriftelijk bezwaar had gemaakt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.