ECLI:NL:CRVB:2016:4419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet woonachtig op het uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Almere is afgewezen. Appellant had op 14 mei 2014 een aanvraag ingediend, waarbij hij als verblijfadres een adres in Almere had opgegeven. Echter, uit onderzoek van de gemeente bleek dat appellant hoofdzakelijk buiten Almere verbleef en dat er twijfels bestonden over zijn woonsituatie. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. De Raad oordeelt dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Appellant heeft niet voldoende aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De Raad wijst op de onderzoeksbevindingen, waaronder getuigenverklaringen en bankafschriften, die de twijfels over de woonsituatie van appellant bevestigen. De Raad concludeert dat het college niet meer onderzoek hoefde te verrichten dan het heeft gedaan, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld. De beslissing is op 15 november 2016 uitgesproken, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.