ECLI:NL:CRVB:2016:4446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bijzondere bijstand voor verzendkosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 5 februari 2013 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft in 2014 bijstand aangevraagd met terugwerkende kracht en bijzondere bijstand voor legeskosten en verzendkosten. Het college heeft deze aanvragen afgewezen, wat heeft geleid tot bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht heeft gehandhaafd, omdat appellant niet tijdig een aanvraag heeft ingediend. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het college de grondslag van de afwijzing mocht wijzigen zonder dat dit als ingrijpend kan worden aangemerkt. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat appellant bijstand met terugwerkende kracht zou moeten ontvangen. Ook de aanvraag voor bijzondere bijstand voor verzendkosten is afgewezen, omdat het college appellant al een postzegel heeft toegestuurd ter compensatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.