ECLI:NL:CRVB:2016:46
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn, dat hem arbeidsverplichtingen had opgelegd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft vastgesteld dat de appellant sinds 1 maart 2009 bijstand ontving en dat het college in eerdere besluiten de arbeidsverplichtingen had herzien. De appellant stelde dat zijn medische beperkingen zodanig ernstig waren dat hij volledig ontheven moest worden van deze verplichtingen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep. Dit was gebaseerd op de overweging dat de arbeidsverplichtingen voor appellant opnieuw waren vastgesteld in een later besluit, waardoor het eerdere besluit geen feitelijke betekenis meer had. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het resultaat dat de appellant nastreefde niet meer bereikt kon worden. De uitspraak van de Raad werd gedaan in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep ontvankelijk kan zijn. De Raad heeft in deze zaak duidelijk gemaakt dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang.