ECLI:NL:CRVB:2016:4629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag bijzondere bijstand voor kosten pgb-beheer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van pgb-beheer werd afgewezen. Appellant, die onder bewind staat, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van beheer door zijn bewindvoerder over de jaren 2013 en 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant geen beschikking of schriftelijke machtiging van de kantonrechter had overgelegd, waaruit de beloning van de bewindvoerder bleek. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad overweegt dat het college op goede gronden heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld zonder de benodigde informatie. Appellant heeft niet voldaan aan de wettelijke verplichting om de benodigde gegevens te verstrekken, waardoor het college niet in staat was om de aanvraag te beoordelen. De Raad wijst erop dat de Aanbevelingen van het LOVCK niet automatisch de beloning van de bewindvoerder vaststellen en dat een beschikking van de kantonrechter noodzakelijk is om de kosten van pgb-beheer te kunnen vergoeden. De Raad concludeert dat het beleid van het college om een beschikking of machtiging te verlangen niet in strijd is met de wet en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.