ECLI:NL:CRVB:2016:4807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet gemeld onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellant, die sinds 30 augustus 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking volgde na een melding van de Sociale Verzekeringsbank dat appellant onroerend goed in Turkije bezat. De gemeente Enschede heeft daarop een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellant een winkel en bouwgrond in Turkije had, maar geen aangifte onroerende zaakbelasting had gedaan. Op basis van deze bevindingen heeft het college op 20 januari 2014 besloten de bijstand van appellant in te trekken, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden door het niet melden van zijn bezittingen.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoerde dat de waarde van het onroerend goed niet juist was en dat hij niet over de onroerende zaken kon beschikken.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad stelt vast dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet over de onroerende zaken beschikte en dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, zowel voor als na de overdracht van de onroerende zaken.