Uitspraak
.Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Appellante heeft zich op 2 augustus 2013 gemeld voor bijstand, maar haar aanvraag werd op 26 november 2013 afgewezen omdat zij niet voldoende inlichtingen had verstrekt. Het college stelde dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door geen of onjuiste informatie te geven over haar inkomsten uit vioollessen. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het recht op bijstand van appellante had kunnen vaststellen, ook al zou dat nihil zijn. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit op een onjuiste grondslag berust en vernietigt zowel de aangevallen uitspraak als het besluit van het college. De Raad draagt het college op om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, waarbij het recht op bijstand opnieuw moet worden vastgesteld. Tevens wordt bepaald dat beroep tegen deze nieuwe beslissing slechts bij de Raad kan worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met M.S. Spek als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2016.