ECLI:NL:CRVB:2016:5079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant heeft zich in het verleden meerdere keren ziek gemeld, met verschillende klachten, waaronder voetklachten en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na verschillende beoordelingen vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft in haar uitspraak de conclusies van de verzekeringsartsen onderschreven en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van hun rapporten. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor hem. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de eerdere beoordelingen zouden ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 december 2016.