ECLI:NL:CRVB:2016:848
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wuv-uitkering en afwijzing verzoek om herziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1958, heeft een verzoek ingediend om gelijkstelling met zijn vader, die als vervolgde is erkend onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag werd eerder afgewezen op basis van psychische klachten die niet als ziekte of gebrek werden erkend. Appellant heeft in april 2014 verzocht om herziening van deze afwijzing, maar dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen verwijtbare fouten waren gemaakt bij de eerdere beslissing.
Tijdens de zitting op 28 januari 2016 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De Raad heeft overwogen dat de wetswijziging van 15 juli 1994 bepaalt dat alleen personen die tijdens de oorlogsjaren in omstandigheden verkeerden die overeenkomsten vertonen met vervolging, gelijkgesteld kunnen worden. Aangezien appellant na de oorlog is geboren, valt hij niet onder deze regeling. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere afwijzing zouden kunnen onderbouwen.
De Raad concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder een verwijtbare fout heeft gemaakt bij de oorspronkelijke beoordeling. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.