ECLI:NL:CRVB:2016:886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten op basis van algemeen noodzakelijke kosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 2008 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 11 november 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten na zijn verhuizing naar een zelfstandige woonruimte. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten voor woninginrichting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het college de bijzondere omstandigheden van zijn situatie had moeten meewegen, waaronder zijn psychische en lichamelijke klachten, die hem belemmeren om een zelfstandig inkomen te verwerven. Ook stelde hij dat beslag op zijn bijstand hem verhinderde om te reserveren voor de inrichtingskosten.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kosten voor inrichtingskosten in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden. De Raad oordeelde dat de appellant, gezien zijn situatie, had kunnen reserveren voor de kosten en dat de omstandigheden die hij aanvoerde geen bijzondere omstandigheden vormden die bijstandsverlening rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.