ECLI:NL:CRVB:2017:1016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoogte van bezwaarkostenvergoeding in het kader van bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vaststelling van de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding voor appellant, die bijzondere bijstand had aangevraagd voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en griffierecht. Appellant had in 2015 verzocht om bijzondere bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had slechts een gedeeltelijke vergoeding toegekend. In bezwaar werd het college gedwongen om alsnog een bedrag voor de kosten van griffierecht toe te kennen, maar de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding bleef in geschil.
De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderbouwd had waarom de wegingsfactor voor de behandeling van de zaak als licht kon worden aangemerkt. Volgens de geldende regelgeving dient bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand een wegingsfactor te worden toegepast die afhankelijk is van het gewicht van de zaak. De Raad oordeelde dat de zaak niet als licht kon worden gekwalificeerd, omdat er geen duidelijke redenen waren om van de standaard wegingsfactor 1 af te wijken. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd.
De Raad verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat het college de kosten in bezwaar moest vergoeden tot een bedrag van € 495,-. Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep, met een totaalbedrag van € 1.485,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij het vaststellen van wegingsfactoren voor proceskostenvergoedingen.