ECLI:NL:CRVB:2017:1245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet meewerken aan arbeidsintegratievoorziening en verlaging bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, waarbij haar bijstand is verlaagd vanwege het niet meewerken aan een door het college aangeboden arbeidsintegratietraject. Appellante ontvangt sinds 20 februari 1996 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2014 heeft het college haar opnieuw verplicht om deel te nemen aan een activeringstraject bij de Werkmeester, na een onderzoek door het Uwv dat aangaf dat appellante mogelijkheden tot arbeidsinschakeling had. Appellante heeft zich echter herhaaldelijk afgemeld voor het traject, onder andere vanwege medische redenen.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt, omdat zij door gezondheidsproblemen niet in staat was om aan het traject deel te nemen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellante niet met objectieve medische gegevens heeft onderbouwd dat haar gezondheid na het eerdere onderzoek zodanig was verslechterd dat zij niet in staat was om deel te nemen aan het traject. De Raad bevestigt dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd, omdat appellante niet voldoende heeft meegewerkt aan de opgelegde re-integratieverplichting.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat de opgelegde maatregel in overeenstemming is met de WWB en de gemeentelijke verordening. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.