Uitspraak
9 december 2015, 15/616 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, maar het Zorgkantoor had dit geweigerd omdat de appellant zich niet had gehouden aan de verplichtingen verbonden aan een eerder ontvangen pgb. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor op goede gronden had besloten om de verlening van het pgb te weigeren, op basis van artikel 2.6.4, eerste lid, aanhef en onder l, van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). Dit artikel verplicht het Zorgkantoor om een pgb te weigeren als de verzekerde zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen van een eerder verstrekt pgb. De Raad stelde vast dat de appellant geen rechtsmiddelen had aangewend tegen de eerdere besluiten van het Zorgkantoor, waardoor deze besluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden. De appellant had aangevoerd dat de schuld voor het niet verantwoorden van het pgb bij zijn bewindvoerder lag, maar de Raad oordeelde dat hij geen concrete feiten had aangedragen die deze claim onderbouwden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging in deze situatie.