ECLI:NL:CRVB:2017:1864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- B.M. van Dun
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering na beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellante ontving van 26 oktober 2012 tot en met 10 april 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft bij besluit van 24 januari 2014 vastgesteld dat haar uitkering per 11 april 2014 eindigt, omdat zij op dat moment minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante meldde zich op 20 maart 2014 opnieuw arbeidsongeschikt, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat haar belastbaarheid niet was gewijzigd. Bij besluit van 14 november 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat er geen recht op een WIA-uitkering was ontstaan. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, omdat de door appellante overgelegde medische stukken geen nieuwe gegevens bevatten die de eerdere conclusies konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.