ECLI:NL:CRVB:2017:194

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
16/586 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • J.L. Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie met betrekking tot de matching en de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, een politieambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie. De korpschef had in 2013 besloten om appellante te matchen met de LFNP-functie [functie 2], maar appellante was van mening dat de matching niet correct was uitgevoerd en dat zij in plaats daarvan gematcht diende te worden met de LFNP-functie [functie 3]. De Raad heeft overwogen dat de matching dient te geschieden op basis van de formele korpsfunctiebeschrijving en niet op basis van de feitelijke werkzaamheden van appellante. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet in overeenstemming met de Regeling overgang naar een LFNP functie is geschied. Daarnaast heeft de Raad het beroep van appellante op de hardheidsclausule verworpen, omdat dit beroep niet voldoende onderbouwd was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.

Uitspraak

16/586 AW
Datum uitspraak: 19 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
17 december 2015, 14/7659 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.M. Timmers hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. M. Degelink. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door L.M. van den Hil en mr. N.E. Bensoussan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van [functie 1].
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie [functie 2], met als vakgebied [vakgebied 1], gewaardeerd in salarisschaal 5. Bij besluit van 4 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellante heeft betoogd dat de matching moet plaatsvinden aan de hand van haar feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden. Nu zij het merendeel van de werkzaamheden verricht die in de beschrijving van de LFNP-functie [functie 3] zijn vermeld, dient zij te worden gematcht met die LFNP-functie. Daarnaast heeft zij aangevoerd - kort gezegd - dat het vakgebied [vakgebied 2] het meest vergelijkbare vakgebied is.
4.1.2.
Zoals is overwogen in onder meer de uitspraak van de Raad van 19 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4162), is het uitgangspunt bij de matching ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling), in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling, de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie. De feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden kunnen niet worden betrokken bij de matching. Als appellante zich niet kon vinden in haar uitgangspositie, had zij functieonderhoud kunnen aanvragen op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie. Deze regeling bood alle politieambtenaren de mogelijkheid om tot en met 23 mei 2011 om functieonderhoud te vragen. Dat er toen nog een hoger beroepsprocedure liep over een in 2007 gemaakt bezwaar tegen de beschrijving van de korpsfunctie van appellante behoefde haar er niet van te weerhouden om functieonderhoud aan te vragen. Dit heeft zij echter niet gedaan, waardoor haar uitgangspositie in rechte vast is komen te staan. De korpschef is bij de matching daarom terecht uitgegaan van de uitgangpositie van appellante en niet van haar feitelijke werkzaamheden. Het betoog slaagt niet.
4.1.3.
Zoals volgt uit de onder 1.1 genoemde uitspraken van de Raad van 1 juni 2015, is de enkele stelling dat een andere uitkomst - in dit geval de door appellante bepleite indeling in het vakgebied [vakgebied 2] en toekenning van de LFNP-functie van [functie 3] - ook verdedigbaar zou zijn geweest, niet voldoende voor de conclusie dat de matching onhoudbaar is. Volgens de korpschef is de korpsfunctie van appellante, gezien het doel en de werkzaamheden, zoals omschreven in de korpsfunctiebeschrijving en de bijbehorende Takenmatrix [vakgebied 2], een ondersteunende functie. Het vakgebied [vakgebied 1] is daarmee het meest vergelijkbaar. Dit standpunt acht de Raad niet onjuist.
4.1.4. Gelet op het voorgaande is de Raad met de rechtbank van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet in overeenstemming met de Regeling en de bijbehorende transponeringstabel is geschied, dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
4.2.
Appellante heeft verder gesteld dat collega’s met dezelfde functie wel zijn gematcht met de LFNP-functie [functie 3]. Ten aanzien van dit beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft de korpschef onweersproken gesteld dat de matching bij die collega’s heeft plaatsgevonden op grond van een andere korpsfunctiebeschrijving. Er is daarom geen sprake van gelijke gevallen. Dit betoog slaagt niet.
4.3.
Appellante heeft nog aangevoerd dat haar beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen. Dit betoog slaagt evenmin. De Raad volstaat in dit verband met een verwijzing naar de overwegingen hierover in de aangevallen uitspraak, die hij onderschrijft.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van
J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2017.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) J.L. Meijer

HD