ECLI:NL:CRVB:2017:1988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag met betrekking tot haar WAO-uitkering. Appellante, die sinds 2000 arbeidsongeschikt is door ernstige depressieve klachten, had aanvankelijk een uitkering van 80-100% maar deze werd in 2011 herzien naar 15-25% na een onderzoek door een psychiater. Appellante was het niet eens met deze herziening en heeft bezwaar aangetekend, wat uiteindelijk leidde tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in de bezwaarfase onvoldoende zorgvuldig had gehandeld, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. Appellante stelde dat haar lichamelijke klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling en dat er een urenbeperking moest worden aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige Greveling benoemd om de situatie van appellante te onderzoeken. Greveling concludeerde dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren en dat er geen reden was voor een urenbeperking. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure met twee jaar was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.000,- aan appellante. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.485,- bedroegen voor de beroepsprocedure en € 1.500,20 voor de hoger beroep procedure.