Uitspraak
30 juli 2015, 14/6571 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de intrekking van de bijstand van betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Culemborg werd behandeld. Betrokkene ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zijn bijstand werd per 1 oktober 2012 ingetrokken omdat hij over vermogen beschikte dat boven het vrij te laten vermogen uitkwam. Na een herbeoordeling werd de bijstand op 14 mei 2013 opnieuw toegekend, maar met een maatregel van 100% verlaging gedurende twee maanden, omdat betrokkene niet meewerkte aan een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Betrokkene heeft zich tijdens een gesprek met inkomensconsulenten ernstig misdragen, wat leidde tot een nieuwe maatregel van 100% verlaging van de bijstand gedurende vijf maanden. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de maatregel niet correct was vastgesteld en paste de verlaging aan. Zowel betrokkene als appellant gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door betrokkene aangevoerde gronden niet slagen. De Raad oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten voor betrokkene, maar veroordeelde appellant tot betaling van de proceskosten van betrokkene.