ECLI:NL:CRVB:2017:2122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging ingangsdatum bijstand en bijschrijvingen op bankrekening als inkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had zich op 24 februari 2015 gemeld voor een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) en ontving eerder bijstand van de gemeente Leeuwarden. Na een aantal aanvragen en besluiten van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden, werd de ingangsdatum van de bijstand gewijzigd. Het dagelijks bestuur had bijschrijvingen op de bankrekening van appellant aangemerkt als inkomen, wat leidde tot een vermindering van de bijstand. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat deze bedragen ten onrechte als inkomen waren aangemerkt, omdat het om leningen ging die hij had afgesloten om in zijn levensonderhoud te voorzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening daadwerkelijk leningen voor levensonderhoud betroffen. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak waarin werd gesteld dat een betrokkene geen recht heeft op bijstand indien hij zich periodieke middelen tot levensonderhoud verschaft door leningen aan te gaan, tenzij hij kan aantonen dat deze leningen voor levensonderhoud zijn bedoeld. Appellant had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de bijschrijvingen als leningen voor levensonderhoud konden worden gekwalificeerd.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur de bijschrijvingen terecht als inkomen had aangemerkt en deze in mindering had gebracht op de bijstand. De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van P.W. de Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2017.