ECLI:NL:CRVB:2017:237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Heropening Wajong-uitkering na onherroepelijk vonnis en voorlopige hechtenis
In deze zaak gaat het om de heropening van de Wajong-uitkering van appellant, die sinds 12 november 2008 een uitkering ontvangt op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 april 2015. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de beëindiging van de Wajong-uitkering van appellant in verband met zijn detentie. Appellant was in voorlopige hechtenis geplaatst in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) en had eerder een TBS-maatregel opgelegd gekregen. Het Uwv had de Wajong-uitkering beëindigd per 25 juli 2012, de datum waarop het vonnis van de rechtbank Amsterdam onherroepelijk werd na intrekking van het hoger beroep door appellant. De Raad overweegt dat de voorlopige hechtenis van appellant in het PPC vanaf het moment dat het vonnis onherroepelijk werd, geen grondslag meer kan zijn voor de beëindiging van de Wajong-uitkering. De Raad bevestigt dat appellant recht heeft op heropening van de Wajong-uitkering vanaf 30 augustus 2013, de datum waarop het vonnis onherroepelijk werd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.