ECLI:NL:CRVB:2017:2452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van money transfers en bewijslastverdeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstandsverlening aan appellante over de periode van 1 maart 2009 tot en met 30 november 2009, op basis van het verrichten van money transfers. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door deze activiteiten niet te melden.
De Raad had eerder, op 20 september 2016, een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het college het bestreden besluit niet deugdelijk had gemotiveerd. Appellante had voldoende tegenbewijs geleverd dat haar paspoort door een ander was gebruikt voor de money transfers. In de nadere besluitvorming had het college de motivering van het bestreden besluit weliswaar aangevuld, maar de Raad oordeelde dat het college niet had aangetoond dat appellante daadwerkelijk de money transfers had verricht.
De Raad concludeerde dat het college niet aan zijn bewijslast had voldaan, omdat appellante overtuigend had aangetoond dat zij op de dagen van de transacties in Amsterdam en Den Haag pintransacties had verricht en dat haar paspoort niet door haar was gebruikt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en herroepte het besluit van 22 mei 2014, omdat het college niet in staat was gebleken om het gebrek in de motivering te herstellen. Tevens werd het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen schade was aangetoond. De proceskosten werden toegewezen aan appellante.