ECLI:NL:CRVB:2017:247

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
15/4417 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onderzoeksresultaten sociale recherche

Op 17 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft appellanten die sinds 15 april 2002 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand. Een onderzoek door het samenwerkingsverband Sociale Recherche Noord & Oost Groningen heeft aangetoond dat appellanten vanaf 1 januari 2009 geen recht op bijstand hadden, omdat zij werkzaamheden verrichtten en daaruit inkomsten genereerden. Het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde heeft daarop besloten de bijstand over de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 april 2014 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 98.098,31.

De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat zij ten onrechte geen bijstand over de maand april 2014 hebben ontvangen en dat zij niet op de hoogte waren van een eventuele opschorting of intrekking van de bijstand. De Raad heeft echter geoordeeld dat het intrekkings- en terugvorderingsbesluit ook de maand april 2014 omvatte, waardoor appellanten geen recht op bijstand hadden voor die maand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor uitbetaling van bijstand over april 2014.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en W.F. Claessens en J.L. Boxum als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15.4417 WWB

Datum uitspraak: 17 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 mei 2015, 14/4868 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. G. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2016. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
H.P.H. van Dijk.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 15 april 2002 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Het samenwerkingsverband Sociale Recherche Noord & Oost Groningen (sociale recherche) heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 28 april 2014. In dit rapport is geconcludeerd dat appellanten vanaf 1 januari 2009 geen recht op bijstand hebben vanwege het verrichten van werkzaamheden en het daaruit genereren van inkomsten.
1.3.
Het college heeft de bijstand over de maand april 2014 niet uitbetaald.
1.4.
Op basis van de onderzoeksresultaten van de sociale recherche heeft het college bij besluit van 6 mei 2014, voor zover van belang en na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 24 oktober 2014 (bestreden besluit) de bijstand over de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 april 2014 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 98.098,31 van appellanten teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe hebben appellanten aangevoerd dat zij ten onrechte geen bijstand over de maand april 2014 hebben ontvangen. Vóór 6 mei 2014 hebben zij geen bericht ontvangen dat de bijstand zou worden opgeschort, ingetrokken of beëindigd. Het college heeft de bijstand over de maand april feitelijk verrekend met de schuld die is ontstaan in verband met de intrekking en terugvordering van de te veel verstrekte bijstand zonder dat rekening is gehouden met de beslagvrije voet.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het intrekkings- en terugvorderingsbesluit van 6 mei 2014 strekt zich mede uit over de maand april 2014, zodat appellanten geen recht op bijstand hadden over die maand. Aldus ontbrak een rechtsgrond voor uitbetaling van bijstand over de maand april 2014. Van verrekening van de bijstand over de maand april 2014 met de door de terugvordering ontstane schuld is daarom geen sprake.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en W.F. Claessens en J.L. Boxum als leden, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2017.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) L.V. van Donk

HD