ECLI:NL:CRVB:2017:2930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de re-integratie-inspanningen van een werkgever in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had een loonsanctie opgelegd aan de werkgeefster omdat deze onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht voor de werknemer, die als fysio- en manueeltherapeut werkzaam was. De werknemer was sinds januari 2012 ziek en had in de periode daarna gedeeltelijk zijn werk hervat, maar met een loonwaarde van slechts 50% van zijn oorspronkelijke loon.
De rechtbank Noord-Holland had eerder de bezwaren van de werkgeefster en de werknemer tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv niet op de juiste wijze had gehandeld. De Raad stelde vast dat de werkgeefster verzuimd had om de mogelijkheden voor re-integratie in beter betaalde arbeid te onderzoeken, wat leidde tot gemiste kansen voor de werknemer. De Raad benadrukte dat de werkgever ook verplicht is om re-integratie-inspanningen via het tweede spoor te verrichten, tenzij er nog concreet perspectief is op een (verdere) hervatting in het eigen bedrijf.
De Centrale Raad vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde de beroepen ongegrond, waarmee de loonsanctie van het Uwv werd bevestigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van re-integratie en de noodzaak om alle mogelijkheden voor de werknemer te onderzoeken.