Uitspraak
16.6598 WW, 17/5100 WW
OVERWEGINGEN
29 mei 2017 is aan betrokkene voor de periode dat hij in aanmerking kwam voor een
WW-uitkering tot 1 juni 2016 een tegemoetkoming verstrekt die is gebaseerd op een dagloon van € 138,31. Gelet op de toezegging van appellant ter zitting, dat geen terugvordering zal plaatsvinden van deze op het hogere dagloon van € 138,31 gebaseerde tegemoetkoming, is het belang van betrokkene bij een oordeel over de hoogte van het dagloon in bestreden besluit 2 komen te vervallen. Voor zover betrokkene in de toekomst weer werkloos wordt, dient appellant een aanspraak van betrokkene op een WW-uitkering opnieuw te beoordelen waaronder de hoogte van het dagloon, zodat ook om die reden geen belang bestaat bij een oordeel over bestreden besluit 2 (zie de uitspraak van de Raad van 4 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2295). Het beroep van betrokkene tegen bestreden besluit 2 zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van 21 juni 2017
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 495,-;
- bepaalt dat van appellant in hoger beroep griffierecht van € 503,- wordt geheven.