ECLI:NL:CRVB:2017:3081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen woning in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant en zijn echtgenote door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving van 1 juli 2003 tot 1 januari 2010 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, die op 1 januari 2010 werd overgenomen door de Svb in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Tijdens een steekproefcontrole door de Svb werd ontdekt dat appellant en zijn echtgenote een woning in Marokko bezitten, die zij niet bewoonden. De Svb concludeerde dat de waarde van deze woning op 4 december 2013 was getaxeerd op ongeveer € 30.600,-. Op basis hiervan heeft de Svb de bijstandsverlening beëindigd en de eerder verstrekte bijstand over de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 april 2014 teruggevorderd, omdat appellant en zijn echtgenote geen recht op bijstand hadden door het bezit van deze woning.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb verklaarde deze ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de waarde van de woning lager is dan de taxatie en dat hij slechts gedeeltelijk eigenaar is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb voldoende bewijs heeft geleverd voor de intrekking van de bijstand en dat appellant niet heeft aangetoond dat de woning in slechte staat verkeert of dat hij niet volledig eigenaar is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.