ECLI:NL:CRVB:2017:3083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bewijslast aanvrager
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond verklaarde. Appellant had van 6 januari 2011 tot 1 juni 2012 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangen, maar deze bijstand werd beëindigd op grond van schending van de inlichtingenverplichting. Appellant heeft op 20 januari 2014 opnieuw bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak vastgesteld dat appellant voldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn inkomenssituatie en dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de te beoordelen periode in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het college, en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.980,-.