ECLI:NL:CRVB:2017:3101
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor arbeid na beëindiging van ziekengeld op basis van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die via een uitzendbureau als orderpicker werkte, had zich op 16 juni 2014 ziek gemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv heeft na een medisch onderzoek vastgesteld dat appellant, ondanks zijn aangeboren voetafwijkingen, in staat was om arbeid te verrichten, en heeft zijn recht op ziekengeld per 31 juli 2015 beëindigd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen medische informatie was ingebracht die de stelling van appellant ondersteunde dat hij nog steeds ongeschikt was voor arbeid. De verzekeringsartsen hadden rekening gehouden met de medische situatie van appellant en de rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant in medisch opzicht geschikt was voor de functies die hem waren voorgehouden. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden had beslist dat appellant geen recht had op een uitkering ingevolge de ZW op de datum in geding.