ECLI:NL:CRVB:2017:311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- H.C.P. Venema
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onduidelijke woon- en leefsituatie en schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 22 april 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een melding dat appellant voornamelijk bij zijn vriendin verbleef, wat leidde tot een onderzoek door handhavingsmedewerkers van de gemeente. Dit onderzoek onthulde dat appellant en zijn vriendin, S, een onduidelijke woon- en leefsituatie hadden, wat de rechtmatigheid van de bijstandsverlening in twijfel trok.
De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellant niet voldoende openheid van zaken heeft gegeven over zijn woon- en leefsituatie. Tijdens een huisbezoek werd S aangetroffen in de woning van appellant, en er werden aanwijzingen gevonden dat S haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad concludeert dat appellant de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het college niet kon vaststellen of appellant recht had op bijstand. De terugvordering van de bijstandsuitkeringen over de periode van 2 april 2014 tot 31 mei 2014 wordt eveneens bevestigd, omdat appellant geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd tegen deze terugvordering.
De uitspraak bevestigt dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten rechtmatig zijn, en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.