ECLI:NL:RBZWB:2023:6551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5436 en 22_3017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.E.C. van Vriends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en beëindiging van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met betrekking tot inlichtingenplicht en onrechtmatig huisbezoek

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de besluiten van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet is ingetrokken, beëindigd en teruggevorderd. De rechtbank heeft op 13 september 2023 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Eiseres ontving sinds 10 mei 2012 een bijstandsuitkering, maar na een rechtmatigheidsonderzoek door Orionis, dat twijfels opriep over haar woon- en gezinssituatie, zijn er verschillende besluiten genomen. Eiseres heeft niet voldaan aan de inlichtingenplicht door geen bankafschriften en informatie over haar PayPal rekening te overleggen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, maar heeft wel geoordeeld dat het huisbezoek dat door Orionis is uitgevoerd onrechtmatig was, omdat er geen redelijke grond voor was. Dit heeft geleid tot een schadevergoeding van € 280,- aan eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking en beëindiging van de bijstandsuitkering terecht zijn, omdat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/5436 en 22/3017 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 13 december 2021 (bestreden besluit I, zaaknummer BRE 21/5436 PW) en 4 mei 2022 (bestreden besluit II, zaaknummer BRE 22/3017 PW).
Orionis heeft op 7 juni 2023 gereageerd op de beroepen met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens Orionis [naam] . Voor eiseres is ook verschenen als tolk, in de taal Frans, [tolk] , [tolknummer] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van Orionis over de intrekking, beëindiging en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW). Daarnaast beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde bestuurlijke boete. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres ontving sinds 10 mei 2012 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande op het uitkeringsadres in [plaats 1] . Ten tijde van de bestreden besluitvorming had eiseres twee kinderen, die beiden bij de vader in [plaats 2] wonen. Naar aanleiding van gerezen twijfels over de woon- en gezinssituatie van eiseres, is Orionis op 15 januari 2020 een rechtmatigheidsonderzoek gestart. Dit onderzoek heeft bestaan uit een administratief vooronderzoek, waarnemingen bij de woning van eiseres en bij de woning van de vader van haar kinderen, een onaangekondigd huisbezoek en een buurtonderzoek bij de woning van de vader van haar kinderen.
2.2.
Eiseres is uitgenodigd voor een gesprek op 30 september 2021. Ook is zij verzocht om vóór 28 september 2021 bankafschriften van al haar bankrekeningen over de periode vanaf 1 januari 2019 in te leveren. Eiseres is er daarbij op gewezen dat het niet verschijnen op de afspraak en/of het niet inleveren van de gevraagde gegevens kan leiden tot opschorting van het recht op bijstand.
2.3.
Met het besluit van 30 september 2021 is het recht op bijstand per 1 september 2021 opgeschort, omdat eiseres niet is verschenen op de afspraak en zij niet de verzochte gegevens heeft overgelegd. Eiseres is opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op
11 oktober 2021 en is verzocht vóór 8 oktober 2021 de eerder gevraagde bankgegevens in te leveren, waaronder gegevens van haar PayPal rekening. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.4.
Op 11 oktober 2021 is eiseres gehoord door de Sociale Recherche.
2.5.
Met het besluit van 11 oktober 2021 is de opschorting verlengd, omdat de gevraagde informatie niet, dan wel onvolledig, is ontvangen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld alsnog, uiterlijk 18 oktober 2021, in te leveren: bankafschriften van de SNS bankrekening van haar dochter over de periode vanaf 1 januari 2019 en afschriften van haar PayPal rekening over de periode vanaf 1 januari 2019.
2.6.
De bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 26 oktober 2021. Geconcludeerd is dat eiseres op meerdere fronten haar inlichtingenplicht heeft geschonden waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
2.7.
Met het besluit van 28 oktober 2021 (primair besluit I) heeft Orionis het recht op bijstand beëindigd met ingang van 28 oktober 2021. Daarnaast is het recht op uitkering ingetrokken over de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 oktober 2021 en de teveel verstrekte uitkering teruggevorderd tot een bedrag van € 41.147,08.
Met het besluit van 18 februari 2022 (primair besluit II) heeft Orionis aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 327,- wegens schending van de inlichtingenplicht.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.8.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 december 2021 [1] is dit verzoek toegewezen, het bestreden besluit geschorst voor zover dat ziet op de beëindiging van de bijstandsuitkering en de voorziening getroffen dat aan verzoekster een voorschot wordt verstrekt naar de voor haar geldende bijstandsnorm.
Bestreden besluiten
3.1.
Orionis heeft aan het bestreden besluit I ten grondslag gelegd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. De door Orionis opgevraagde informatie, waaronder een transactieoverzicht van het PayPal account, heeft eiseres niet overgelegd. Ook stelt Orionis dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Daarvan heeft eiseres geen melding gemaakt aan Orionis. Daarnaast heeft eiseres geen melding gemaakt van de giften en inkomsten die zij in de periode van
1 januari 2019 tot en met 27 oktober 2021 gestort heeft gekregen op haar bankrekeningen. Als gevolg daarvan kan Orionis het recht van eiseres op bijstand niet vaststellen vanaf
1 januari 2019. De uitkering van eiseres is daarom ingetrokken over de periode
1 januari 2019 tot en met 27 oktober 2021 en per 28 oktober 2021 beëindigd. De over deze periode teveel verstrekte uitkering is teruggevorderd tot een bedrag van € 41.147,08.
3.2.
Aan het bestreden besluit II heeft Orionis ten grondslag gelegd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar PayPal account. Orionis heeft verminderde verwijtbaarheid aangenomen en de boete vastgesteld op 25% van het benadelingsbedrag. Daarbij heeft Orionis in aanmerking genomen dat eiseres alle moeite heeft gedaan om de gevraagde gegevens van de PayPal rekening boven water te krijgen. Gelet op de fictieve draagkracht van eiseres heeft Orionis de boete gemaximeerd op € 372,00, waarbij ervan uitgegaan is dat eiseres de boete in zes maanden moet kunnen voldoen.
Beroepsgronden
4. Eiseres heeft, samengevat, aangevoerd dat haar uitkering ten onrechte is beëindigd, ingetrokken en teruggevorderd en dat ten onrechte een bestuurlijke boete is opgelegd. Er waren geen redelijke gronden voor een verder onderzoek door Orionis. Eiseres stelt altijd haar hoofdverblijf in [plaats 1] te hebben gehad. Ook stelt zij dat de vier waarnemingen van de Sociale Recherche onvoldoende zijn ter rechtvaardiging van het besluit om van een huisbezoek af te leggen en dat deze niks hebben opgeleverd. Volgens eiseres is het huisbezoek onrechtmatig geweest, omdat er geen sprake is geweest van ‘informed consent’. Bij het buurtonderzoek in zowel [plaats 1] als [plaats 2] was sprake van anonieme getuigenverklaringen. De conclusies van deze onderzoeken mogen dan ook niet worden gebruikt voor de beoordeling van het recht op bijstand. Als gevolg van het onrechtmatig binnentreden vordert eiseres een bedrag van € 280,- van Orionis. Eiseres voert verder aan dat zij niet op de hoogte was van de rechten en plichten van het ontvangen van een bijstandsuitkering. Daarnaast stelt eiseres dat het van algemene bekendheid is dat PayPal bij een afgesloten PayPal rekening geen afschriften verstrekt. Gelet op de zeer ernstige medische situatie van eiseres is er sprake van dringende redenen zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet. Eiseres lijdt aan een ernstige complexe PTSS en een depressie. Zij heeft zich op 12 oktober 2021, één dag na het gesprek met de Sociale Recherche, geprobeerd van het leven te beroven door het slikken van een grote hoeveelheid medicatie.
Oordeel van de rechtbank
Bestreden besluit I: intrekking, beëindiging en terugvordering
5.1.
De te beoordelen periode loopt van 1 januari 2019, de datum met ingang waarvan de bijstand is ingetrokken, tot en met 27 oktober 2021, de datum van het intrekkingsbesluit.
5.2
De rechtbank stelt voorop dat het bij een besluit over de beëindiging en intrekking van bijstand gaat om een belastend besluit, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Dat betekent dat de bewijslast in beginsel op Orionis rust ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om tot beëindiging en intrekking van het recht op bijstand over te gaan. [2]
Onderzoek
6.1.
Voor zover eiseres betwist dat Orionis niet bevoegd is om een onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van het verleende recht op bijstand, overweegt de rechtbank dat Orionis die bevoegdheid heeft op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet. Deze onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden. Er is geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. De rechtbank is niet gebleken dat Orionis bij het onderzoek vooringenomen heeft gehandeld. Het onderzoek diende juist om vast te stellen wat de feitelijke woonsituatie van eiseres was. Conclusies daarover zijn door Orionis pas getrokken nadat de onderzoeksresultaten bekend waren.
6.2.
Ter discussie staat of het huisbezoek van 21 september 2021 rechtmatig was.
6.3.
Artikel 8, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bepaalt onder andere dat eenieder recht heeft op respect voor zijn woning. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is geen sprake van inbreuk op het huisrecht als bedoeld in deze verdragsbepaling als de rechthebbende toestemming heeft gegeven voor het binnentreden in de woning. De toestemming moet dan wel vrijwillig zijn verleend en op basis van “informed consent”. Dit houdt in dat de toestemming van de betrokkene berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en over de gevolgen die het weigeren van toestemming voor de verlening van bijstand heeft. Welke gevolgen voor de bijstandverlening zijn verbonden aan het weigeren van toestemming voor het binnentreden in de woning, hangt af van het antwoord op de vraag of een redelijke grond voor het huisbezoek bestaat. Van een dergelijke grond is sprake als voorafgaand aan - dat wil zeggen vóór of uiterlijk bij aanvang van - het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd. Is sprake van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, dan dient de belanghebbende erop te worden gewezen dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand. Ontbreekt een redelijke grond, dan moet de belanghebbende erop worden geattendeerd dat het weigeren van toestemming geen (directe) gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. De bewijslast ten aanzien van het informed consent bij het binnentreden in de woning berust op het bestuursorgaan. [3]
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat voorafgaand aan het huisbezoek een redelijke grond om het huisbezoek af te leggen ontbrak. Concrete objectieve feiten om redelijkerwijs te kunnen twijfelen aan de woon- en leefsituatie waren er niet. Uit de informatie van de waarnemingen blijkt dat op het uitkeringsadres de gordijnen elke keer gesloten zijn, het klapraampje steeds open staat en dat de auto van de ex-partner van eiseres op een dag wordt aangetroffen met veel tassen en kledingstukken daarin. Uit deze waarnemingen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat Orionis redelijkerwijs kon twijfelen aan de woon- en leefsituatie van eiseres. Ook de verklaring van eiseres dat zij een huisarts heeft in [plaats 2] en daar ook is behandeld, zorgt niet voor voldoende twijfel over waar eiseres haar hoofdverblijf heeft. Bovendien had Orionis andere effectieve en voor betrokkene minder belastende middelen ter beschikking om de rechtmatigheid van de verlening van bijstand te controleren. Orionis had namelijk voorafgaand aan het huisbezoek bankafschriften kunnen opvragen of eiseres kunnen horen. Deze minder ingrijpende middelen zijn echter pas na het huisbezoek door Orionis aangewend.
6.5.
Uit 6.4 volgt dat eiseres niet op basis van volledige en juiste informatie toestemming heeft gegeven om haar woning te betreden. Orionis heeft met het huisbezoek een inbreuk gemaakt op het huisrecht van eiseres, zoals beschermd bij artikel 8 van het EVRM. Dit betekent dat het huisbezoek onrechtmatig was. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [4] brengt een onrechtmatig huisbezoek in een geval als hier aan de orde, waarin een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek ontbreekt, mee dat het bijstandverlenend orgaan de bevindingen van dat huisbezoek in beginsel niet mag gebruiken bij de beoordeling van het recht op bijstand van degene jegens wie dat huisbezoek onrechtmatig is. In het geval van eiseres bestaan geen aanknopingspunten om van dit uitgangspunt af te wijken. Dat betekent dat, daargelaten of wat tijdens het huisbezoek van 21 september 2021 is verklaard voldoende feitelijke grondslag biedt voor beantwoording van de vraag waar eiseres haar hoofdverblijf heeft, deze verklaringen bij die beantwoording buiten beschouwing dienen te blijven.
6.6.
Eiseres heeft verzocht om vergoeding van schade in verband met de niet gerechtvaardigde inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Het verzoek is aan te merken als een verzoek om vergoeding van immateriële schade op de grond dat het besluit tot intrekking en beëindiging van de bijstandsuitkering van eiseres onrechtmatig was in verband met het onrechtmatige huisbezoek. Omdat Orionis alleen heeft betwist dat het huisbezoek onrechtmatig was en niet heeft bestreden dat de eventuele schade als gevolg daarvan aan hem kan worden toegerekend en ook niet de omvang van de schade en de hoogte van de vergoeding, zal het verzoek van eiseres om Orionis te veroordelen tot het vergoeden van door haar geleden immateriële schade van € 280,- worden toegewezen. [5]
Hoofdverblijf
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB heeft een betrokkene zijn woonplaats, daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De betrokkene is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, aangezien dat van essentieel belang is voor de verlening van bijstand. [6]
7.2.
Naast het huisbezoek heeft Orionis de pintransacties, de waarnemingen en het buurtonderzoek aan het bestreden besluit I ten grondslag gelegd. Volgens Orionis volgt uit de pintransacties, de waarnemingen en het buurtonderzoek dat eiseres niet haar hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres te [plaats 1] .
7.3.
De rechtbank acht de pintransacties, de waarnemingen en de door de buurtbewoners afgelegde verklaringen onvoldoende om op basis daarvan de conclusie te kunnen trekken dat eiseres niet haar hoofdverblijf houdt op het uitkeringsadres. Uit de pintransacties vloeit voort dat eiseres regelmatig in [plaats 2] is, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat zij daar haar hoofdverblijf zou hebben. Eiseres deed ook pintransacties in de omgeving van [plaats 1] . Verder zijn in totaal vier waarnemingen gedaan bij het uitkeringsadres van eiseres. Bij één waarneming stond de voordeur en een groot raam open en bij twee waarnemingen zijn stemmen in de woning gehoord. Hieruit kan worden afgeleid dat de woning aan het uitkeringsadres er niet verlaten bij lag, maar verder zeggen de waarnemingen niets over het hoofdverblijf van eiseres. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de gedingstukken vast dat het buurtonderzoek heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021 in [plaats 2] en op 20 oktober 2021 in [plaats 1] en dat het onderzoek heeft bestaan uit het horen van drie omwonenden van het adres van de ex-partner in [plaats 2] en één omwonende van het uitkeringsadres. Uit de verklaringen van het buurtonderzoek volgt dat eiseres regelmatig in [plaats 2] is gezien. Dat eiseres regelmatig daar is te vinden, is ook niet in geschil. Eiseres heeft hiervoor de uitleg gegeven dat zij bij haar kinderen op bezoek gaat. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij soms een nacht bleef slapen, maar nooit een hele week in [plaats 2] verbleef. De buurtbewoner in [plaats 1] verklaart alleen dat eiseres niet vaak thuis zou zijn, maar heeft haar de dag ervoor nog wel met de kinderen gezien. Het is de rechtbank bovendien onduidelijk in hoeverre deze buurtbewoner zicht heeft op de woning aan het uitkeringsadres, nu eiseres heeft verklaard dat zij in een hofje woont dat twee uitgangen kent. Op basis van de onderzoeksbevindingen kan dan ook niet vastgesteld worden dat eiseres haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres zou hebben.
7.4.
Nu Orionis onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres haar hoofdverblijf niet heeft op het uitkeringsadres in [plaats 1] , is in dat kader niet gebleken van schending van de inlichtingenplicht. Daarmee is sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Om vast te kunnen stellen of eiseres hierdoor is benadeeld en welke gevolgen het motiveringsgebrek heeft voor het bestreden besluit, zal de rechtbank hierna eerst beoordelen of de andere feitelijke grondslagen, waarop Orionis schending van de inlichtingenplicht baseert (het niet melden van de PayPal rekening en de bijschrijvingen), kunnen standhouden.
PayPal rekening
8.1.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [7] is de financiële situatie van de betrokkene een essentieel gegeven voor de beoordeling of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Bij een PayPal rekening is het mogelijk om geld vast te houden zonder dat over te schrijven naar de eigen bankrekening. Daarmee zou eiseres dus bepaalde inkomsten buiten het zicht voor Orionis kunnen houden. PayPal transacties zijn daarom van belang voor het vaststellen van het recht op een uitkering. [8]
8.2.
Niet in geschil is dat eiseres niet heeft gemeld dat zij een PayPal rekening had. Dat had zij echter wel moeten doen, omdat de transacties op die rekening van invloed kunnen zijn op haar bijstandsuitkering. Er is dus sprake van schending van de inlichtingenplicht.
8.3.
Nu er sprake is van schending van de inlichtingenplicht levert dat een rechtsgrond op voor intrekking van het recht op bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad, indien zij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan.
8.4.
Eiseres heeft geen gegevens overgelegd van haar PayPal rekening. Zonder de gegevens van de PayPal rekening is Orionis naar het oordeel van de rechtbank niet in staat om het recht op bijstand van eiseres vast te stellen. Als het voor eiseres niet mogelijk is om de gegevens van de rekening te overleggen, omdat PayPal geen overzicht van de transacties verstrekt bij een afgesloten rekening, zoals eiseres heeft aangevoerd, komt dat voor haar rekening en risico.
Stortingen en bijschrijvingen
9.1.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [9] worden stortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet beschouwd. Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door de betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is bovendien sprake van inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet. De stelling dat er sprake is van geleende bedragen die moeten worden terugbetaald, daargelaten of deze stelling voldoende is onderbouwd, leidt niet tot een ander oordeel. Een geldlening is in artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet niet uitgezonderd van het middelenbegrip. Verder worden periodieke betalingen van derden aan bijstandsontvangers - ongeacht in welke vorm die worden verstrekt en waarover vrijelijk kan worden beschikt - naar vaste rechtspraak als inkomen van die bijstandsontvanger aangemerkt.
9.2.
Uit de gedingstukken volgt dat eiseres vele stortingen en bijschrijvingen heeft ontvangen op de op haar naam staande rekening. Orionis heeft deze dan ook terecht in aanmerking genomen als middelen en inkomen als bedoeld in voornoemde artikelen. Zij had daarvan melding moeten maken bij Orionis, maar dat heeft zij in strijd met de inlichtingenplicht nagelaten. Bovendien heeft zij de door haar gegeven verklaring voor de stortingen en bijschrijvingen, dat zij bedragen heeft geleend van onder andere haar ex-partner, niet met stukken onderbouwd.
9.3.
Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht bijstand zou hebben gehad. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Mede gelet op de vele stortingen en bijschrijvingen op de rekening van eiseres waar geen onderbouwde verklaring voor is gegeven, is de financiële situatie van eiseres in de periode in geding niet inzichtelijk. Het had op de weg van eiseres gelegen om duidelijkheid te verschaffen, maar dat heeft zij nagelaten. Daardoor was het voor Orionis niet mogelijk om het recht op bijstand over de betreffende periode vast te stellen. De bijstandsuitkering is dan ook terecht ingetrokken en beëindigd.
Terugvordering
10.1.
Orionis is in geval van schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet gehouden de te veel betaalde uitkering van eiseres terug te vorderen. Eiseres voert aan dat Orionis van terugvordering moet afzien, gelet op haar ernstige medische situatie.
10.2.
Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet is Orionis bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. [10]
10.3.
Orionis heeft in de door eiseres aangevoerde omstandigheden en de in beroep overgelegde informatie naar het oordeel van de rechtbank terecht geen dringende redenen gezien. Uit de overgelegde informatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft voor eiseres. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres voor haar psychische klachten behandeld wordt en de behandeling aan lijkt te slaan. Eiseres heeft verder ter zitting naar voren gebracht dat haar klachten niet erger zijn geworden. De rechtbank begrijpt dat eiseres last heeft van de terugvordering, maar het is niet gebleken dat de psychische klachten van eiseres verband houden met of structureel worden verergerd door de terugvordering. Dat de terugvordering ook financiële gevolgen heeft voor eiseres, vormt geen dringende reden. Eiseres heeft in het kader van de invordering de bescherming van de beslagvrije voet.
Bestreden besluit II: bestuurlijke boete
11.1.
Niet in geschil is de hoogte van de boete of de mate van verwijtbaarheid. De omvang van het geding beperkt zich tot de vraag of eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar PayPal rekening.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat Orionis heeft aangetoond dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres had het aanhouden van de PayPal rekening moeten melden aan Orionis. Door dit niet te doen heeft zij haar inlichtingenplicht geschonden.
11.3.
Van de schending van de inlichtingenplicht kan eiseres een verwijt worden gemaakt. Gelet hierop is Orionis in beginsel gehouden om een boete op te leggen van ten hoogste het vastgestelde benadelingsbedrag. Orionis heeft een verminderde verwijtbaarheid aangenomen, waarbij een boete van 25% van het benadelingsbedrag passend is. De door Orionis vastgestelde boete van (25% van het benadelingsbedrag rekening houdend met de indringende evenredigheidstoets, draagkracht en beslistermijn =) € 327,00 is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

12.1.
De rechtbank ziet aanleiding het in rechtsoverweging 7.4 geconstateerde motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [11] te passeren, omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Vastgesteld kan immers worden dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar PayPal rekening en de vele stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening en daardoor het recht op bijstand niet valt vast te stellen in de relevante periode.
12.2.
In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval wel aanleiding gezien Orionis te veroordelen in de proceskosten van eiseres in de zaak 21/5436. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punten voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 837,00, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,00. Ook wordt bepaald dat Orionis het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- in de zaak 21/5436 vergoedt.
12.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zijn.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt Orionis een immateriële schadevergoeding van € 280,00 aan eiseres te betalen in verband met het onrechtmatige huisbezoek;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt Orionis in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. van Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 13 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 8, eerste lid
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Participatiewet (Pw)
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 18a, eerste lid
Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid , en artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld of de gegevens en bewijsstukken, bedoeld in artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk zijn verstrekt en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 40, eerste lid
Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.
Artikel 53a, zesde lid
Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste en achtste lid
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de CRvB van 17 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:311.
3.Zie de uitspraken van de CRvB van 28 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:230 en
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 12 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3547.
5.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 28 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4208.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 15 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3231.
7.Zie de uitspraak van de CRvB van 6 juli 2021, ECLI:NL:CRVB: 2021:1738, r.o. 4.2.
8.Zie de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 januari 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2, r.o. 5.
9.Zie de uitspraken van de CRvB van 21 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1027, r.o. 4.3. van 28 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:954 en van 25 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1238.
10.Zie de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1258.
11.Algemene wet bestuursrecht