In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een keukenaanpassing en de afwijzing van bijzondere bijstand voor keukenapparatuur. Appellant, die sinds 30 mei 2002 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een woningaanpassing op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had eerder de aanvraag voor de keukenaanpassing goedgekeurd, maar de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de benodigde keukenapparatuur afgewezen, omdat deze kosten niet noodzakelijk zouden zijn.
De Raad oordeelde dat het college bij het vaststellen van de hoogte van het pgb niet had mogen uitgaan van de offerte van de aannemer, omdat hierin essentiële aanpassingen ontbraken die in het medisch advies waren opgenomen. De Raad droeg het college op om het gebrek in het besluit van 12 januari 2015 te herstellen. Wat betreft de afwijzing van de bijzondere bijstand, bevestigde de Raad dat het college terecht had geoordeeld dat de kosten voor de keukenapparatuur in het individuele geval van appellant niet noodzakelijk waren, en dat de beroepsgronden van appellant niet slagen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het college en de noodzaak om medische adviezen volledig te integreren in de beoordeling van aanvragen voor pgb's. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en legde het college op om binnen zes weken het besluit te herstellen.