ECLI:NL:CRVB:2017:3281
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bevordering binnen de politie en beoordeling van de redelijke termijn
In deze zaak heeft appellante, werkzaam als medewerker basispolitiezorg A bij de voormalige politieregio, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie om haar verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP af te wijzen. De korpschef stelde dat appellante niet voldeed aan de vereisten van een beoordeling boven de norm en dat haar leidinggevende geen positief advies had gegeven over haar geschiktheid. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de korpschef bij de heroverweging van de beslissing ook de tweede beoordeling, die deels op een periode vóór 1 januari 2013 betrekking had, had moeten betrekken. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het loopbaanbeleid geen peilmoment kende voor de beoordeling van verzoeken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De korpschef werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante.