Uitspraak
PROCESVERLOOP
mr. Kramer verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
11 juni 2012 heeft zij een uitkering op grond van de WAZO ontvangen, waarna zij zich aansluitend heeft ziekgemeld met fysieke klachten (rug en bekken) en psychische klachten.
1008JUD007721212, zaaknummer 77212/12, Korošec). Ter zitting heeft appellante te kennen gegeven dat er een zekere mate van ongelijkheid bestaat omdat het Uwv de beperkingen vaststelt. Appellante heeft verder gesteld dat de hoge kosten haar hebben weerhouden om een deskundige in te schakelen.
16 juli 2014 gereageerd op de in beroep overgelegde medische gegevens. Op grond daarvan wordt geoordeeld dat (alsnog) sprake is geweest van een voldoende zorgvuldig onderzoek.
24 juli 2012 melding gemaakt van aspecifieke rugklachten. Behalve een afsprakenkaart in bezwaar, is geen informatie van de behandelend fysiotherapeut F. Bloem overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat appellante op de datum in geding buiten staat was haar arbeid (volledig) te verrichten. De door appellante in hoger beroep gestelde diagnose “bekkeninstabiliteit” is niet door een arts gesteld of bevestigd.
GZ-psycholoog M. Kroon van 6 februari 2012 blijkt dat appellante is aangemeld met depressieve klachten en angstklachten. Als voorlopige diagnose werd PTSS gesteld. Uit voornoemde informatie blijkt eveneens dat appellante eenmalig door een psychiater is gezien, maar dat die toen geen psychiatrische diagnose heeft vastgesteld. Het dossier is vervolgens op 6 februari 2012 gesloten omdat, zo blijkt uit het journaal van de huisarts, appellante niet op de vervolgafspraak verscheen. Uit het journaal van de huisarts blijkt verder dat appellante in april 2012 opnieuw naar psycholoog Kroon is verwezen en dat deze appellante pas op
7 augustus 2012 weer voor het eerst heeft gezien. De psycholoog stelt wederom dat sprake is van een PTSS met vele sociale problemen. Op 20 augustus 2012 vermeld de psycholoog aan de huisarts dat appellante wederom door een psychiater is gezien en deze geen psychose kon vaststellen, wel sociale problemen. In haar nader rapport van 16 juli 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de door appellante in beroep overgelegde medische informatie van de GGZ van 3 juli 2014 en daarbij te kennen gegeven dat ook deze informatie haar geen aanleiding geeft om een ander standpunt in te nemen. Ontwikkelingen na de datum in geding kunnen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet worden meegenomen. Er bestaat geen aanleiding om dit standpunt voor onjuist te houden. Uit de informatie van de GGZ blijkt dat appellante in oktober 2013, ruim een jaar na de datum in geding, door de huisarts is aangemeld met angst- en paniekklachten en hallucinatoire klachten.