ECLI:NL:CRVB:2017:3427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1977, op 24 juli 2014 een aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft deze aanvraag op 14 oktober 2014 afgewezen, omdat appellante meer dan 75% van het minimumloon kan verdienen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door het Uwv ongegrond verklaard op 23 april 2015. De rechtbank Noord-Nederland heeft in haar uitspraak van 6 november 2015 het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, gebaseerd op de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW).
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij rond haar 18e levensjaar leed aan een depressie en een burn-out, waardoor zij niet in staat was om de voor haar geselecteerde functies te vervullen. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de aanvraag van appellante, hoewel ingediend na 1 januari 2010, beoordeeld moest worden aan de hand van de AAW, omdat appellante vóór 1 januari 1980 was geboren. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de verzekeringsartsen en heeft geconcludeerd dat appellante niet arbeidsongeschikt was in de zin van de AAW.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen bewijs is dat de belastbaarheid van appellante op haar 17e/18e levensjaar onjuist is ingeschat. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante in staat was om ten minste 75% van het voor haar geldende maatmaninkomen te verdienen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.