ECLI:NL:CRVB:2017:3467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding immateriële schade na onrechtmatig besluit inzake bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het verzoek om schadevergoeding wegens immateriële schade heeft afgewezen. Appellant had zijn verzoek om schadevergoeding ingediend naar aanleiding van een onrechtmatig besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert, dat zijn bijstand had ingetrokken en een terugvordering had ingesteld. Appellant stelde dat hij als gevolg van dit besluit psychisch leed had ervaren en vroeg om een schadevergoeding van € 5.000,-. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij geestelijk letsel had geleden dat in aanmerking kwam voor schadevergoeding. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak waarin was vastgesteld dat enkel psychisch onbehagen en zich gekwetst voelen niet voldoende zijn voor vergoeding van immateriële schade. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat zijn gezondheidsklachten en de gevolgen van het wijkonderzoek door de sociale recherche niet voldoende waren erkend. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het verzoek om schadevergoeding op goede gronden had afgewezen. De Raad voegde hieraan toe dat de verklaring van appellant niet voldoende bewijs bood voor de gestelde klachten en dat de gevolgen van het onrechtmatige besluit niet verder gingen dan psychisch onbehagen.