ECLI:NL:CRVB:2017:3620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.E.V. Lenos
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag en terugwerkende kracht in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak gaat het om de toekenning van kinderbijslag aan appellante voor haar kind, geboren in 1990, die naar Israël is verhuisd. Appellante ontving aanvankelijk kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), maar na de verhuizing van haar kind naar Israël in 2006 heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) de uitkering beëindigd. Appellante heeft in 2014 verzocht om de kinderbijslag voort te zetten, maar dit verzoek werd afgewezen. De Svb stelde dat het recht op kinderbijslag niet eerder kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de aanvraag, en in bijzondere gevallen kan dit maximaal vijf jaar terugwerkende kracht hebben. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de kinderbijslag na het tweede kwartaal van 2006 voortgezet had moeten worden, omdat haar kind tijdelijk in Israël verbleef. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het verzoek van appellante moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van de Svb. De Raad bevestigt dat de Svb de terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar mag hanteren, en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij gedurende de relevante periode recht had op kinderbijslag. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.