ECLI:NL:CRVB:2017:3635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het recht op ziekengeld werd afgewezen. Appellant, die als verkeersregelaar en beveiliger werkte, meldde zich ziek op 26 december 2013 met rugklachten, later gevolgd door knie- en psychische klachten. Zijn dienstverband eindigde op 1 april 2014. Het Uwv kende appellant ziekengeld toe, maar concludeerde later dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, waardoor het recht op ziekengeld verviel. Appellant betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn psychische en fysieke klachten onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de door het Uwv aangenomen beperkingen juist waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Raad voor de Rechtspraak bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren. De uitspraak concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen recht op schadevergoeding bestaat.