Uitspraak
16.3637 PW
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend op 2 april 2015, maar voldeed niet aan de verplichting om zich in te schrijven bij uitzendbureaus. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had daarop de bijstand van de appellant met 100% verlaagd voor de duur van een maand, omdat hij niet aan de opgelegde verplichtingen voldeed. De appellant stelde dat hem geen verwijt trof, omdat hij zonder een curriculum vitae (cv) zich niet kon inschrijven bij uitzendbureaus. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende had onderbouwd dat hij geen verwijt treft voor het niet inschrijven. De Raad bevestigde dat de bewijslast bij de appellant ligt en dat hij had kunnen proberen zich met een tijdelijk cv in te schrijven. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te wijken en dat de appellant niet had aangetoond dat hij na de maatregel alsnog aan zijn verplichtingen had voldaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.