ECLI:NL:CRVB:2017:3754
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning elektrische rolstoel op grond van de Wmo
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 6 april 2011 een aanvraag ingediend voor een elektrische rolstoel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college heeft op 5 augustus 2011 een besluit genomen waarin het de rolstoel aan appellante toekent. Appellante stelde het college in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing en was van mening dat het besluit niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, omdat er geen wijziging in haar rechtspositie zou zijn opgetreden. De rechtbank oordeelde echter dat het besluit wel degelijk op rechtsgevolg was gericht en dat appellante bezwaar kon maken tegen de inhoud van het besluit. Het college had tijdig beslist, binnen de termijn van twee weken na de ingebrekestelling, waardoor er geen dwangsommen verschuldigd waren. Het hoger beroep van appellante slaagde niet, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank.