ECLI:NL:CRVB:2017:3831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het percentage arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich ziek had gemeld met klachten van de rechterpols en later met gegeneraliseerde artrose. Appellante was eerder werkzaam als trainer en coach en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 29 augustus 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar lichamelijke klachten en beperkingen.
De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv onderschreven en geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had toegelicht waarom appellante niet meer beperkt geacht kon worden dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 oktober 2015 was vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald, maar de Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.