ECLI:NL:CRVB:2017:3864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Herziening van ongehuwdenpensioen naar gehuwdenpensioen in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, die sinds 2003 een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor ongehuwden, werd geconfronteerd met een herziening van haar pensioen naar de norm voor gehuwden. Dit gebeurde naar aanleiding van een melding dat haar ex-echtgenoot, met wie zij sinds 2002 gescheiden was, weer bij haar woonde. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) voerde een onderzoek uit en concludeerde dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat leidde tot de herziening van het pensioen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar ex-echtgenoot hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden en dat er uit hun relatie twee kinderen waren geboren. Dit leidde tot een onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding, waartegen geen bewijs kon worden geleverd. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de medewerkers van de Svb niet bevoegd waren om het huisbezoek af te leggen en dat zij onder druk was gezet om een verklaring te ondertekenen. De Raad verwierp deze argumenten en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad oordeelde dat de Svb voldoende rekening had gehouden met het door hen opgewekte vertrouwen bij appellante, ondanks dat er in het verleden geen gezamenlijke huishouding was vastgesteld. De herziening van het pensioen werd als rechtmatig beschouwd, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank zonder veroordeling in proceskosten.