ECLI:NL:CRVB:2017:3934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep na wijziging besluit door Uwv; verzoek om schadevergoeding en proceskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van het beroep door appellante, nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 19 november 2012, maar trok haar hoger beroep in nadat het Uwv haar bezwaren had erkend en een nieuw besluit had genomen. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente, immateriële schadevergoeding en proceskosten. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor de vergoeding van immateriële schade, omdat appellante niet had aangetoond dat zij geestelijk letsel had geleden. Ook het verzoek om wettelijke rente werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de schade het gevolg was van het onrechtmatige besluit van het Uwv. De Raad oordeelde echter dat het Uwv wel moest worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.034,40 bedroegen. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan appellante wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegewezen.