Uitspraak
21 april 2016, 15/6634 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om aanpassing van de tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten tussen zijn woonadres en de plaats van tewerkstelling. Appellant, werkzaam bij de Nationale Politie, heeft sinds 2008 te maken met een verschil in lengte tussen de heen- en terugreis door de aanleg van een nieuwe weg. Op 22 juni 2015 heeft hij verzocht om de reiskostenvergoeding aan te passen, omdat de berekende reisafstand volgens hem onjuist was. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren, zoals vereist door artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat de korpschef de berekeningswijze van de reisafstand niet correct heeft toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef de afstand van de heen- en terugreis niet op de juiste manier heeft berekend, wat in strijd is met het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de korpschef opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de juiste berekeningswijze in acht moet worden genomen. Tevens is de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellant.