ECLI:NL:CRVB:2017:4011
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als lasser heeft gewerkt, had zich op 22 februari 2010 ziek gemeld met knieklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen sprake was van verdergaande beperkingen. Hij stelde dat er nieuwe medische informatie was die zijn standpunt ondersteunde, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigde dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke verzekeringsgeneeskundige grondslag berustte en dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De Raad concludeerde dat er geen twijfel bestond aan de medische geschiktheid van appellant voor de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.