Uitspraak
17 juli 2015, 15/2348 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
8 oktober 2012 heeft hij zich vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ziek gemeld wegens buik- en darmklachten, alsmede psychische problematiek. Naar aanleiding van een aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft de verzekeringsarts na een medisch onderzoek, waarbij kennis is genomen van informatie van de behandelend GZ-psycholoog van 15 augustus 2014en van de longarts van 28 juli 2014, vastgesteld dat voor appellant beperkingen bestaan voor het vervullen van arbeid. Deze zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 september 2014. De arbeidsdeskundige heeft appellant geschikt geacht voor het vervullen van passende functies, op grond waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 17,8%. Bij besluit van 16 september 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 19 oktober 2014 geen recht op een uitkering ingevolge de Wet WIA is ontstaan.
– voorafgaand aan het toezenden van het bestreden besluit – niet eerst in de gelegenheid te stellen de bezwaren in een hoorzitting toe te lichten. De rechtbank ziet hierin reden om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit heeft de rechtbank in stand gelaten en in dat verband overwogen dat geen aanleiding bestaat om het verzekeringsgeneeskundige oordeel op inhoudelijke gronden voor onjuist te houden. Appellant heeft volgens de rechtbank geen medische gegevens in geding gebracht op grond waarvan twijfel is ontstaan aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig oordeel. Ook de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank bevestigd.